Terug

Inanga

foto1 foto2 context foto geluidsfragment

De inanga wordt in de organologie een "schaalciter" genoemd, wat iets vertelt over de vorm van het instrument, nl. een vlakke klankkast waarvan de zijkanten licht concaaf opkrullen en zo de vorm aannemen van een schaal. De afmetingen variëren van 75 tot 115 cm lengte en 25 tot 30 cm breedte. De klankkast is iets kleiner omdat rondom een rand voorzien is. Aan de smalle uiteinden is die rand veel breder en voorzien van 8 tot 12 insnijdingen, gemaakt om de snaren op hun plaats te houden. Opvallend is wel dat niet alle insnijdingen voorzien worden van een snaar, waardoor het aantal snaren steeds kleiner is dan het aantal insnijdingen. De voorkeur gaat uit naar instrumenten met 6 tot 8 snaren, deze groep vertegenwoordigt bijna 90 % van alle inanga.

In de klankkast worden twee soorten versieringen aangebracht: een functionele met ster- of ovaalvormige uitsnijdingen, ‘de ogen van de inanga’ , om de klank te verspreiden en een met ingebrande geometrische motieven aan de uiteinden van het instrument.

De snaren van het instrument worden gemaakt uit natuurlijke vezels, vroeger ook uit dierlijk materiaal. De persoon die de dierenvellen verwerkt tot kledij is verantwoordelijk voor de productie van de dierlijke snaren. Elk instrument heeft eigenlijk maar één snaar, die van het ene uiteinde van de klankkast naar de andere loopt via de inkepingen waardoor meerdere bespeelbare snaren ontstaan. Het resterende deel van de volledige snaar wordt vastgemaakt aan een houten blokje. Soms wordt tussen de snaren en de rand van het klankbord een bandje geplaatst opdat de strak aangespannen snaren geen beschadiging zouden oplopen. Tegenwoordig worden ook nylon- of metaalsnaren gebruikt.

De uitvoerder zit neer tijdens het spelen en laat de inanga verticaal op zijn schoot rusten. Met de pink van zijn linkerhand houdt hij de inanga vast, terwijl hij met de andere vingers van de linkerhand de vier bovenste snaren bespeelt, de vier onderste snaren worden bespeeld met de vingers van de rechterhand. De snaren worden steeds open bespeeld met de vingertoppen en produceren dus één vaste toon per snaar. Een techniek die wel gebruikt wordt is het licht aanraken van de snaar op welbepaalde plaatsen en ze dan aan te tokkelen waardoor boventonen ontstaan. Ook geeft het ritmisch tikken op de klankkast met de vingernagels een bijkomend geluid.

Meestal wordt de inanga solo bespeeld en zingt de uitvoerder hierbij eigen teksten die handelen over historische gebeurtenissen, persoonlijke ervaringen of alledaagse voorvalletjes. De inanga wordt eveneens bespeeld tijdens rituelen. Het instrument wordt zelden door de Twa ter hand genomen en in sommige gevallen kan ook een vrouw de schaalciter bespelen.

De ambitus heeft meestal een anhemitonisch pentatonisch karakter wat dus inhoudt dat niet alle van de 6 tot 9 snaren gebruikt worden. Het stemmen zelf gebeurt door de snaar iets aan te trekken (hogere tonen) of te lossen (lagere tonen).


Voor meer informatie zie publicaties van het KMMA:

© KMMA/Jos GANSEMANS