De wua is een ingekerfde fluit voorzien van drie vingergaten. Zij behoort tot een fluitenfamilie die traditioneel onderverdeeld wordt in fluiten met een hoge, midden en lage toon. Organologisch wordt de wua-fluit onderverdeeld bij de “rietblaas“ instrumenten.
De wua is tussen de 17 en de 25 cm lang met een diameter van 4 cm en een
conische boring. De lengte van ieder instrument is verschillend naargelang
van groep waartoe hij hoort.
Men kan tot zeven verschillende wua aantreffen in een ensemble. De
verdeling van de verschillende partijen gebeurt onderling door de
muzikanten volgens de klankkleur en het register van de fluit.
De wua wordt bespeeld ter begeleiding van dansen zoals de
nagila en de jongo en van vrouwenliederen.
De gebruikte speeltechniek is de hoketus. Eén of twee fluiten
spelen alternerend, één fluit begint en speelt een aantal
noten waarna de andere invalt. De wubala begint bijna altijd en de wusanga
en de wunia antwoorden paarsgewijs.
© KMMA/Dominik PHYFFEROEN