De term amakondera staat voor een instrumentaal ensemble van
verschillende hoorns: umurangi, incuragane, urugunda, inkanka en insengo
en twee trommels: ruharage
en ingaraba.
De oorsprong van dit ensemble ligt wellicht niet in Rwanda. De oudste
orale bron gaat terug tot koning Yuhi IV Gahindiro (1795-1825) die goede
relaties onderhield met naburige koninkrijken en zo openstond voor
buitenlandse invloeden. Het is vooral onder Yuhi V Musinga (1896-1931)
dat het amakondera-ensemble tot een nieuwe bloei komt en zich
ontwikkelt tot zijn huidige vorm. Musinga zou enkele Abazinza
hebben uitgenodigd om de speeltechniek van de amakondera aan te
leren aan de Twa.
De verschillende types hoorn hebben wel alle dezelfde structuur; een
stuk bamboe van 35-50 mm diameter met een ovaal of rechthoekig mondstuk
aan de zijkant, een open rietje aan het uiteinde om bij afdekking een
tweede toon te creëren en aan het andere uiteinde een kalebas als
paviljoen en klankkast (behalve bij de insengo en de urugunda),
vaak overspannen met een dierehuid.
Noch de lengte noch de diameter is gestandaardiseerd, toch kan men
duidelijk vijf types onderscheiden:
De umurangi wordt bespeeld door de leider van het ensemble, hij
leidt de muziek in (naam van instrument kan vertaald worden door
‘inleider’) en heeft de rol van solist. Doorgaans komt er maar één umurangi
voor per ensemble en is deze met zijn 40 to 54 cm het grootste type
hoorn.
De incuragane staat voor ‘instrument van de snelle noten’. Deze
gemiddeld 35 cm grote hoorn is voorzien van een opening onder de vorm
van een rieten buisje aan het uiteinde waar het aanblaasgat zich
bevindt, waardoor een tweede toon gespeeld kan worden door afdekking
ervan met de duim. Er spelen meestal twee incuragane binnen het
ensemble en ze hebben na de umurangi de belangrijkste rol.
De urugunda is de ‘regelmatige stem’ en is de derde
belangrijkste component binnen het ensemble. Hij heeft een muzikale
basfunctie en wordt meestal door twee muzikanten gespeeld. De urugunda
heeft meestal geen kalebas en ook geen opening om een tweede toon te
produceren, ze is tot 30 cm lang met een diameter tot 14 cm.
De inkanka is de echte bas van het ensemble. Het instrument is
gemiddeld 45 cm lang waarvan de kalebas 11 cm telt en is voorzien van
een opening aan het uiteinde. Er speelt slechts één inkanka
binnen het ensemble.
De insengo leent zijn naam aan het gelijknamige fluitje omdat
diens voortgebrachte geluid -een hoge en scherpe klank- vergelijkbaar
zou zijn. Hoewel dit instrument als minst belangrijke beschouwd wordt,
kan hun aantal binnen het ensemble oplopen tot zeven. De insengo
is gemiddeld 23 cm lang en heeft geen kalebas.
Het ensemble amakondera bestaat vandaag gemiddeld uit een tiental
muzikanten, maar dit lag vroeger vaak veel hoger (tot 20). Het begeleidt
zeer vaak een groep intore-dansers, waarbij de muzikanten, al
naargelang de grootte van de groep, op één of twee rijen de dansers
voorafgaan.
De leider van de groep (umurangi) zet een melodie in waarop de
anderen volgen. De trommen spelen daaronder een ostinaat ritme.
De amakondera spelen ofwel ter ere van een belangrijk persoon
ofwel als begeleiding voor de intore-dansers.
Voor meer informatie zie publicaties van het KMMA:
GANSEMANS, J. Les instruments de musique du Rwanda. Étude
ethnomusicologique, Annalen KMMA nr 127, 361 pp. + 102 foto’s