Terug

Umwironge (enk.) - Imyironge (mv.)

foto context foto geluidsfragment

De umwironge behoort tot de aërofonen en is een fluit meestal gemaakt uit de stengel van de intomvu-plant, maar ook bamboe en enkele andere plantaardige soorten kunnen voorkomen. Het instrument is zo’n 49-75cm lang, gemaakt uit jonge stengels die gedroogd en uitgehold worden. Over de totale lengte vernauwt het instrument een klein beetje naar onderen toe. De dunne wanden zorgen voor een grote broosheid van het instrument dat dan ook vaak hersteld (of weggegooid) moet worden. Nieuwe instrumenten worden vaak geconcipieerd als copie van het oude, zodat dezelfde stemming behouden blijft.

Om het mondstuk aan te brengen wordt de stengel eerst recht afgesneden waarna een U-vormige inkeping wordt uitgesneden. De umwirongi telt meestal twee tot vijf ronde vingergaten (inoboro) die zich altijd op de onderste helft van het instrument bevinden.

De umwironge wordt vooral, en oorspronkelijk uitsluitend, door veehoeders bespeeld als  tijdverdrijf of met de bedoeling om ’s avonds en ’s nachts mogelijke veedieven en roofdieren op een afstand te houden. Buiten deze context wordt de umwironge ook nog  bespeeld ter begeleiding van dansen (akagitari en urwagitari) of als vermaak voor occasionele toehoorders. In de stad daarentegen vindt men de umwironge vaak terug in de handen van nachtwakers en invaliden die door hun muziek de vrijgevigheid van de voorbijganger willen aanmoedigen. Oorspronkelijk was het voor vrouwen verboden om dit instrument te bespelen, doch dit gebeurt nu soms wel.

Meestal wordt de umwironge solo gespeeld, maar combinaties met een inanga, een indingiti of met ritmische instrumenten zijn mogelijk.

Tijdens de opname van dergelijke fluitmuziek hebben we ervaren dat de gespeelde muziek in feite een verhaal was dat wordt verteld met een komische en spottende ondertoon waar het gaat om de relatie man-vrouw. Het hoge register (overblazen van de fluit) imiteert de stem van de vrouw, het lage register deze van de man.

Toch heeft het instrument op zich ook een symbolische betekenis zoals de vruchtbaarheid van de man, de aarde en het vee. In die hoedanigheid wordt het ook in een rituele context gespeeld bij het zaaien en planten.

Het gebruikte toonmateriaal varieert van 3 tot 10 tonen, afhankelijk van het aantal vingergaten en de techniek van het overblazen, waarbij het tetra- en hexachord het vaakst voorkomt. Opvallend is dat er, net zoals bij de herdersliederen (amahamba) geen halve tonen voorkomen binnen deze toonladder. Het gebruik van de bovenste terts van de toonladder is het belangrijkste voor de melodievorming. Op ritmisch vlak is er een volledige vrijheid omwille van het improvisatorisch karakter, maar is de snelle uitvoering van de melodie wel een vast kenmerk.


Voor meer informatie zie publicaties van het KMMA:

© KMMA/Jos GANSEMANS