De donno-trommel is een dubbelvellige gesloten zandlopertrommel die met een riem aan de schouder wordt gehangen. De donno-trommel wordt uit ceder-, bontodie-, of nkranku-hout gesneden, en is aan beide kanten voorzien van vellen. Aan het uiteinde hebben ze een ronde vorm en dezelfde grote, maar naar het midden toe worden ze geleidelijker smaller. Het middelste gedeelte is smal en cilindrisch, en wordt als de nek beschouwd van de trommel. Smalle lussen van ongeveer 1cm zijn de uiteinden van het vel bevestigd. Om het vel op zijn plaats te houden zijn er verticale lederen riemen van de ene zijde naar de andere gespannen (Nketia 1957, p14). De toonhoogte kan men wijzigen door de riemen, die de twee vellen samenhouden, met de arm onder de oksel samen te drukken. Beide vellen worden daarmee aangespannen en produceren na het instrument aan te slaan een hogere klank. In sommige gevallen worden er zaadjes of steentjes in de trommel gedaan. Dit heeft een speciaal effect, en beïnvloed de klankkleur van de trommel. De donno-trommel wordt gebruikt voor het begeleiden van dansen en liederen.
De Akan gebruiken soms de term dondon wanneer ze donno bedoelen. Bij de Dagomba en de Mamprusi heet hij lunga, bij de Sissala singsenge, bij de Kassena gungonga, en bij de Frafra lung doo. Allen zijn het zandloper-trommels, met kleine verschillen naar vorm, grootte en functie binnen de groep.
© KMMA/Dominik PHYFFEROEN